Hoe raak je als docent Nederlands in het Hongaarse dorpje Ádánd terecht? Vier weken geleden wist ik nog van niks tot ik op een avond van een kennis van Matthijs Almekinders een mailtje kreeg met de vraag of ik belangstelling had om hier vier weken heen te komen. De afgelopen jaren heb ik als auteur fulltime gewerkt aan Nt2 leermiddelen bij uitgeverij Boom en het leek me leuk om weer eens als docent de werkvloer op te stappen.
Ik heb er nu drie lesdagen opzitten. Lange dagen van ’s morgens acht tot ’s middags vijf uur. De groep bestaat uit zeven vrouwen tussen de dertig en vijfenveertig. Geen van hen spreekt een andere taal dan Hongaars. Ik beschouw dit nu als een voordeel. We moeten ons in het Nederlands ‘behelpen’. Terzijdes in het Engels of Duits zijn niet mogelijk. We gebruiken de Delftse Methode. De bedoeling is één hoofdstuk per dag, misschien verderop in de cursus iets meer. De methode werkt met teksten die bijna uit het hoofd geleerd moeten worden. Alle nieuwe woorden worden in het Hongaars vertaald via een lijst die te downloaden is bij de uitgever.
Mijn cursisten zou ik stuk voor stuk willen typeren als ‘onverzettelijk’. Hoewel ik nog geen echte gesprekken kan voeren, zie ik aan hun gezichten dat ze gewend zijn te knokken. Dit is de kans die ze met beide handen willen aangrijpen om in het leven vooruit te komen. Geen gezeur. Als het koffiezetapparaat de tweede ochtend het begeeft, dan maar een keer géén koffie.
Als docent moet ik goed in de gaten houden dat hun gedrevenheid ook hun valkuil is. Het menselijk brein kan nu eenmaal niet de hele dag ingespannen blijven. Ik ga uit van veertig nieuwe woorden per dag, goed verdeeld over de lestijd. Herhalen, herhalen, dat is het devies. En daarnaast is het de kunst om ook een aantal uren níet met die nieuwe woorden bezig te zijn, maar met andere vaardigheden. Mijn uitdaging is werken aan een goede uitspraak, iets waarvan ik uit ervaring weet dat het er vaak bij inschiet, waarna het nooit meer goedkomt.
Cees, de Nederlandse beheerder van de school had me gewaarschuwd dat de eerste drie dagen wel eens slopend zouden kunnen worden, omdat de cursisten aan alles moeten wennen en zich niet naar mij kunnen uiten. Ik ben er trots op dat ik dat heb weten te voorkomen, terwijl we toch keihard gewerkt hebben. Op momenten dat het even minder gaat, nemen we André Hazes, Doe Maar of Guus Meeuwis erbij, al dan niet als karaoke. Vanaf Youtube slepen zij ons er doorheen. Het grootste compliment was dat de cursisten de tweede ochtend al om kwart voor acht in de banken zaten en pas om half zes naar huis wilden. ‘En we gaan nog niet naar huis,’ zal ik ze maar niet leren.